Wie een auto van de zaak heeft kan het best maar elektrisch rijden. Dan hoef je namelijk maar vier procent bij te tellen. Per 2019 verandert dat iets: alleen voor elektrische auto’s die duurder zijn dan 50.000 euro gaat die bijtelling omhoog naar 22 procent. Goedkopere auto’s blijven vier procent bijtelling kosten.
Bijtelling is dat je betreffend percentage bij je bruto loon op moet tellen. Je telt dus vier procent bij je bruto loon op en betaalt er vervolgens belasting over. Wie elektrisch rijdt onder de 50.000 euro moet dus bijvoorbeeld 1600 euro (voor een auto van 40.000 euro) bij zijn brutoloon optellen en daar dan bijvoorbeeld 35 procent (hangt van je inkomen af) belasting over betalen. Een auto van de zaak kost je in zo’n geval royaal 500 euro per jaar.
Elektrisch rijden blijft dus zeer voordelig. Een vergelijkbare fossiele brandstofauto zou je 8.800 euro bijtelling opleveren en een kostenpost van een kleine 3.000 euro.
Met een nieuwe auto kun je meestal al 400 kilometer op één accu rijden, een afstand die maar weinig mensen maken per dag. De accu opladen kan tegenwoordig werkelijk overal. Er zijn al lang en breed meer oplaadpunten dan benzinepompen. En als je thuis zonnepanelen hebt is jouw ‘benzine’ zelfs gratis.
Maar die vakantie dan? De meeste elektrische leasecontracten voorzien er inmiddels wel in dat voor vakantie een alternatieve auto mee mag. En anders kun je voor dat verschil van 2.500 euro heel leuk en alternatuef bedenken.