Op Cuba namen we een lifter mee die ons de weg wees. Niet naar waar wij heen wilden, maar naar waar hij naar toe moest. Een reisgids had me al wel gewaarschuwd voor die praktijken, maar bij gebrek aan bewegwijzering kon ik moeilijk achterhalen of we goed reden dan wel bedonderd werden.
Door Harrie Kiekebosch
De zon stond hoog aan de hemel, er was maar een kleine schaduw. Tijdens het rijden nam ik de landkaart in gedachte, onze geplande route en de stand van de zon. Zo zag ik aan die heel kleine schaduw van onze auto dat we verkeerd gingen. De lifter was sportief genoeg dat toe te geven, zette ons nog op het juiste pad en ging daarna zijnsweegs.
Die vakantiebelevenis kwam in me op bij het lezen van ‘De natuur als kompas’ van Tristan Gooley. In een groot deel van het boek worden zon, maan en andere hemellichamen als kompas uitgelegd. Waarbij de zon nog wel het makkelijkst is, hoewel ik laatst de vraag kreeg of de zon altijd in het oosten opgaat… Zo iemand kan beter maar een goede tomtom kopen. Hoewel, eigenlijk gaat de zon ook helemaal niet op en onder. De zon staat juist stil, de aarde draait. Om zichtzelf en om de zon.
Zelfs als het bewolkt is helpt de zon als kompas. Indirect dan toch, omdat bloemen graag de zuidkant kiezen en de schaduwzijde minder groen is. De maan als kompas is al een stuk lastiger, dan moet je je daar wel even in verdiepen. Gooley helpt je flink op weg. Hij laat je ook het steelpannetje leegschenken zodat je de poolster vindt en weet wat het noorden is.
We zijn gewend op de TomTom te rijden en Maps te gebruiken om wandelend door de stad je weg te vinden. Maar dat was er vroeger niet en toch kwamen mensen toen ook aan waar ze zijn wilden. Oké, Columbus ontdekte Amerika en dacht India bezeild te hebben, het ging wel eens mis dus, maar (meer gedetailleerd) konden mensen op zo veel verschillende manieren hun weg in de stad vinden: Liep je van de stank af, dan ging je de gegoede buurt in, het Londense Eastend was benedenwinds, de achterbuurt. Als de markt nog fris en fruitig rook, was het nog vroeg op de dag. Rook je rottend fruit, dan pakten de kooplui hun handel al weer op. De fleurigst gekleurde huizen hadden – en hebben – hun gevel aan de noordkant. Want de zon bladdert de zuidkant veel sneller af. Een dikke kei is aan de zuidkant een stuk warmer dan aan de noordkant. Van een sloot is de noordkant vaak beter gegroeid en daar vind je de kikkers en de salamanders, omdat de zuidelijke juist die noordkant lekker beschijnt. Mos groeit het beste aan de regenkant van een boom, daar waar de wind het meest vandaan komt. Hier in Nederland aan de westkant dus.
De natuur als kompas heeft me de ogen weer geopend. Je gaat vanzelf weer beter om je heen kijken.
De Natuur als Kompas
Tristan Gooley
KNVV Uitgeverij